Zanger, gitarist en liedschrijver Teofilo Chantre werd in 1964 geboren op het eiland São Nicolau. Dertien jaar later emigreerde zijn familie naar Frankrijk. Daar leerde hij zichzelf gitaarspelen en componeren. Vanaf zeventienjarige leeftijd verdiepte hij zich in zijn Afrikaans-Portugese wortels en begon hij op lokale festivals op te treden. Chantres bekendheid groeide nadat producer José da Silva drie liederen van hem selecteerde voor Cesaria Evora's beroemde album Miss Perfumado. In de jaren daarop bracht Chantre een aantal eigen veelgeprezen albums uit: Terra & Cretcheu (1996), Di Alma (1998), Rodatempo (2001) en Azulando (2004). Chantre vernieuwt de traditionele genres: zijn bitterzoete morna's en zijn levendige en satirische coladeira's klinken naast nostalgische walsen en mazurka's. Naar believen vermengt hij de Kaapverdiaanse genres met Franse, Braziliaanse en jazzinvloeden. (SvdP)
Rufino Almeida, beter bekend als Bau, is geboren en getogen op het eiland São Vicente. Zijn vader, snaarinstrumentenbouwer 'Meester Baptista' in Mindelo, gaf Bau op zijn zevende verjaardag een cavaquinho cadeau. Daar bleef het natuurlijk niet bij. Van zijn vader leerde Bau hoe hij zelf gitaren, cavaquinho's en violen kon maken... en hoe hij ze moest bespelen. Bau experimenteerde naar hartelust en liet zich behalve door de traditionele Kaapverdiaanse muziek ook beïnvloeden door artiesten als Waldir Azevedo en Stephane Grapelli. Zo ontwikkelde de multi-instrumentalist een eigen virtuoze stijl. In 1994 voegde hij zich bij Paulino Vieira's band die Cesaria Evora begeleidde, en twee jaar later nam hij de leiding van Vieira over. In 1999 gaf Bau zijn stokje over aan Nando Andrade en keerde terug naar Mindelo, waar hij het album Blimundo maakte. In 2005 kwam zijn zesde soloalbum uit, Ilha Azul. (SvdP)
De in Rotterdam opgerichte groep Voz De Cabo Verde was dé pionier op het gebied van de internationale verspreiding van Kaapverdiaanse muziek. De groep bestond maar kort, van 1966 tot en met 1970, maar ook solo hebben de afzonderlijke leden veel betekend voor de Kaapverdiaanse muziek. Voz de Cabo Verde bestond uit Luis Morais (klarinet, saxofoon), Morgadinho (trompet, zang, basgitaar), Frank Cavaquinho (percussie), Toy Ramos (gitaar) en Jean da Lomba (basgitaar). Later werd de zanger Djosinha toegevoegd aan de groep en ook de pianist-organist Chico Serra. Vier jaar lang trad de groep op in de populaire Rotterdamse ballroomclub La Bonanza. Regelmatig reisde Voz De Cabo Verde af naar de Benelux, Frankrijk, Portugal, de Verenigde Staten, naar Kaapverdië en andere Portugeessprekende Afrikaanse landen. Op de talrijke albums, uitgebracht op het Rotterdamse label Morabeza, speelde de groep composities van B. Leza (Francisco Xavier da Cruz), Ti Goy (Gregório Gonçalves) en van de bandleden Morais, Morgadinho of Cavaquinho. Ook vertolkte ze internationale Amerikaanse, Engelse, Braziliaanse en Cubaanse popklassiekers. Na lange tijd kwamen in 2002 de overgebleven leden samen voor een optreden dat ook op album vastgelegd werd. Hoewel de legendarische groep Voz De Cabo Verde vanaf 1970 niet meer bestond, bleven Luis Morais en Bana deze naam gebruiken voor opnames in Lissabon met diverse jongere musici. (SvdP)
Als een waarzegster haar vroeger een toekomst als wereldberoemde zangeres zou hebben voorspeld, zou Cesaria Evora (1941-2011) haar voor gek hebben verklaard. Uit een muzikale familie kwam ze echter wel, want troubadour B. Leza was haar oom. Geboren en getogen op São Vicente, lukte het Evora al op jonge leeftijd brood op de plank te brengen door in nachtclubs in de havenstad Mindelo te zingen. Maar de handel zakte in, zeker nadat Kaapverdië in 1975 onafhankelijk werd. Musici moesten emigreren of ander werk zoeken. Evora bleef in Kaapverdië om met allerhande baantjes haar familie te onderhouden. Pas in 1985 ging de toen vijfenveertigjarige zangeres weer zingen. Een incidenteel reisje naar Portugal om daar twee nummers op te nemen zou de doorstart betekenen naar een grootse internationale carrière. De in Frankrijk wonende Kaapverdiaanse producer José da Silva ontdekte haar en opende de deur naar een carrière in Europa. Evora's geniale bandleider Paulino Vieira maakte de Kaapverdiaanse muziek toegankelijker voor een internationaal publiek door aan de morna elementen toe te voegen uit de jazz, soul, latin en blues. Evora brak door met het album La Diva Aux Pieds Nus (De Diva Op Blote Voeten, 1988). Evora bezit een warme, doorleefde altstem waarmee ze luisteraars moeiteloos meesleept in een gemoedstoestand van melancholie en heimwee. (SvdP)
Zanger en liedschrijver Gerard Mendes alias Boy Gé Mendes werd in 1952 geboren in Dakar. In de kosmopolitische hoofdstad van Senegal leeft een grote Kaapverdiaanse gemeenschap samen met Malinezen, Guinezen en Senegalezen. Als kind zong Mendes al graag in het katholieke koor, tijdens feesten, op markten en op oudere leeftijd ook in pianobars. Toentertijd coverde hij The Rolling Stones en The Beatles en speelde rhythm & blues en salsa. Met zijn groep The Beryls bouwde hij tijdens tournees door Senegal een reputatie op. Toen hij in 1976 naar Frankrijk emigreerde, werd hij gevraagd de Cabo Verde Show te versterken, een honderd procent Kaapverdiaanse groep die voor Franse en Nederlandse Kaapverdianen optrad. Deze band opende Mendes' ogen en hart voor zijn Kaapverdiaanse wortels en hij begon in het Creools te componeren. Hij ging solo onder de artiestennaam Boy Gé Mendes. Zijn lied Grito De Bo Fidge werd de eerste internationale Kaapverdiaanse hit. Na uitputtende internationale tournees laste Mendes begin jaren negentig een pauze in en reisde met zijn gitaar door Brazilië, de Verenigde Staten, Senegal en Kaapverdië, waar hij zich uiteindelijk vestigde. Op zijn negende album Noite De Morabeza (1999) horen we Mendes' lichtgetinte fluweelzachte stem en een sensuele en relaxte mengelmoes van jazz met reggae en muzikale invloeden uit Afrika, Brazilië en Cuba. (SvdP)
Zanger, tekstschrijver en multi-instrumentalist Tito Paris (1963-) kwam uit een muzikale familie die woonde in Mindelo (São Vicente). Paris en zijn gitaar waren onafscheidelijke maatjes. Hij speelde ook graag samen met zijn neef Bau, die op zijn beurt later beroemd zou worden op de cavaquinho. De multi-instrumentalist op piano, cavaquinho, drums en elektrische basgitaar deed in de nachtclubs en café's in Mindelo veel ervaring op bij gerenommeerde musici als klarinettist Luis Morais en pianist Chico Serra. Op verzoek van Bana emigreerde Paris op negentienjarige leeftijd naar Lissabon en speelde vier jaar lang basgitaar in Bana's band Voz de Cabo Verde. Hij ontpopte zich tot een veelgevraagde begeleider in Kaapverdiaanse en Portugese kringen. Zijn instrumentale debuutalbum Fidjo Maguado (1985) toonde zijn meesterschap als gitarist. Paris vormde een eigen band en de albums Dança Mi Criola (1994) en Graça de Tchega (1996) maakten hem internationaal bekend. Net als Bana opende ook Paris zijn eigen restaurant-club Enclave. Zijn tournees brachten hem van Oslo tot New York en van Louisiana tot Parijs. Paris heeft een verfijnde sensuele stijl ontwikkeld waarin hij Kaapverdiaanse genres als coladeira en funaná vermengt met salsa, bossa nova, samba, blues en soul. (SvdP)
Het was Lura's kinderdroom om later danseres te worden, een droom die ze waarmaakte. Nooit had ze gedacht ook als zangeres internationaal beroemd te worden. In het jaar dat Kaapverdië onafhankelijk werd - 1975 - zag Lura het levenslicht in Lissabon. Haar vader kwam van Santiago, haar moeder van São Antão en Lura groeide op in de grote Kaapverdiaanse gemeenschap in Lissabon. Al sinds haar tienerjaren nam ze deel aan verschillende zanggroepen en duetten. Toen de uit São Tomé afkomstige zouk-zanger Juka haar uitnodigde een duet met hem te zingen, was ze eigenlijk erg verbaasd. Ze had zich altijd voor haar stem geschaamd, maar nu bleken veel luisteraars weg te zijn van haar sensuele, donkergetinte stem. Optredens volgden met onder anderen Bonga (uit Angola), Tito Paris en Paulinho Vieira. Het nummer Nha Vida van haar gelijknamige debuutalbum (1996) werd een grote hit. Na het album In Love (2002), een mix van r&b en zouk, verraste Lura iedereen met het veel meer in de Kaapverdiaanse traditie gewortelde album Di Korpu Ku Alma (2004). In de onder meer door Orlando Pantera gecomponeerde liederen kwam Lura's krachtige volle stem mooi tot zijn recht. (SvdP)