Vanaf de jaren zestig groeide de Zuid-Afrikaanse zangeres Mariam Makeba uit tot dé stem die zich verzette tegen het Apartheid-regime van haar vaderland. Na een optreden in Italië besloot ze niet terug te gaan en leidde ze een zwervend bestaan over de hele wereld. Met haar teksten en muziek profileerde de zangeres zich als zwart en zelfbewust. Haar huwelijk met Black Power-voorman Stokeley Carmichael zorgde voor opschudding in de Verenigde Staten en het echtpaar verhuisde naar het West-Afrikaanse Guinee. Na de val van het Apartheid-regime werd de zangeres binnengehaald als een teruggekeerde koningin. Die aandacht én haar samenwerkingen met Harry Belafonte, Paul Simon en Nina Simone zorgden er voor dat Makeba ook in het Westen onder de aandacht van een groot publiek kwam. Ze overleed op 10 november 2008 op 76-jarige leeftijd aan in hartaanval na een optreden in Italië.
meer
Als een waarzegster haar vroeger een toekomst als wereldberoemde zangeres zou hebben voorspeld, zou Cesaria Evora (1941-2011) haar voor gek hebben verklaard. Uit een muzikale familie kwam ze echter wel, want troubadour B. Leza was haar oom. Geboren en getogen op São Vicente, lukte het Evora al op jonge leeftijd brood op de plank te brengen door in nachtclubs in de havenstad Mindelo te zingen. Maar de handel zakte in, zeker nadat Kaapverdië in 1975 onafhankelijk werd. Musici moesten emigreren of ander werk zoeken. Evora bleef in Kaapverdië om met allerhande baantjes haar familie te onderhouden. Pas in 1985 ging de toen vijfenveertigjarige zangeres weer zingen. Een incidenteel reisje naar Portugal om daar twee nummers op te nemen zou de doorstart betekenen naar een grootse internationale carrière. De in Frankrijk wonende Kaapverdiaanse producer José da Silva ontdekte haar en opende de deur naar een carrière in Europa. Evora's geniale bandleider Paulino Vieira maakte de Kaapverdiaanse muziek toegankelijker voor een internationaal publiek door aan de morna elementen toe te voegen uit de jazz, soul, latin en blues. Evora brak door met het album La Diva Aux Pieds Nus (De Diva Op Blote Voeten, 1988). Evora bezit een warme, doorleefde altstem waarmee ze luisteraars moeiteloos meesleept in een gemoedstoestand van melancholie en heimwee. (SvdP)
Mulatu Astatke (1943) is een unieke figuur binnen de Ethiopische muziek. De pianist vertrok als 17-jarige student naar Londen (en later naar New York) en kwam in die steden in contact met jazz, pop en Caribische muziek. In de jaren zeventig keerde hij terug naar Ethiopië waar hij één van de belangrijkste spelers was in wat later ‘swinging Addis’ ging heten. De Ethiopische hoofdstad bruiste van muziek en de swingende ‘Ethio-jazz’ van Astatke vormde de soundtrack. Buiten Ethiopië was Astatke amper bekend. Dat veranderde toen zijn muziek in 1998 opnieuw werd uitgebracht op een Frans label. Eén van zijn nummers dook op in de film Broken Flowers (2005). Astatke toerde daarop een paar keer de wereld over waarbij de pianist ook Nederland aandeed, en nam een album op met de jonge Amerikaanse groep The Heliocentrics.
Tabu-Ley Rochereau (Leopoldville 1940) is het pseudoniem van Pascal Tabou. Hij dankt zijn bijnaam aan de gelijknamige Franse veldheer uit de negentiende eeuw. Vanaf zijn zestiende speelde Rochereau in verschillende muziekgroepen en vanaf 1961 versterkte hij African Jazz, destijds de populairste groep van Congo. Twee jaar later trok hij zijn eigen plan en richtte hij een eigen orkest op, African Fiesta. Rochereau speelde een sleutelrol bij het ontwikkelen en populariseren van de soukous, het Congolese antwoord op Cubaanse muziek. Hij toonde zich een succesvol platenbaas, producer en vooral talentscout. Veel jonge artiesten passeerden de rangen van zijn groepen. De bekendste was de zangeres (en zijn latere vrouw) M’bilia Bel. Vanaf 1997 richtte Rochereau zich ook op een politieke carrière en was hij onder meer minister. Sindsdien staat zijn muzikale loopbaan op een laag pitje, al heeft de zanger wel beloofd zich weer op de muziek te storten wanneer hij met pensioen is.
De Rail Band was vanaf 1969 de huisband van de nationale spoorwegen van Mali. De groep speelde meer dan twintig jaar in de tuin van een koloniaal pand naast het station van Bamako. Door de diversiteit van de bezoekers speelde de Rail Band veel verschillende stijlen. De groep zou zich bekwamen in de mandingobeat, de elektrische versie van de eeuwenoude griot-cultuur van Mali. Salif Keita was de eerste zanger van de Rail Band en ook Mory Kanté en Djelimady Tounkara passeerden de rangen. Na een teruglopende populariteit aan het eind van de jaren zeventig werd de groep vanaf eind jaren tachtig (met name in het Westen) weer ontdekt en gefêteerd als één van Afrika’s belangrijkste muziekgroepen.
Als er één zanger vereenzelvigd mag worden met het Afrikaanse land Angola, dan is het Bonga wel. Toch woonde de zanger een groot deel van zijn leven niet in zijn geboorteland. Op 23-jarige leeftijd vertrok hij naar Portugal om zich daar te richten op zijn sportcarrière. Nog altijd is hij Angolees recordhouder op de 400 meter hardlopen. Daarnaast zong hij, maar de kritische teksten op zijn debuutalbum zorgden ervoor dat Bonga het Portugal van dictator Salazar moest verlaten. Gedurende een aantal jaar woonde hij in Rotterdam. Na de val van Salazar en de onafhankelijkheid van Angola woonde de zanger afwisselend in Lissabon, Luanda en Parijs. Zijn unieke stijl mengt lokale Angolese stijlen als de kizomba en semba met invloeden uit West-Afrika, Brazilië en Portugal.
Orchestra Baoabab behoort tot de meest succesvolle Afrikaanse groepen. Hun ‘afro-son’, geïnspireerd op Cubaanse dansmuziek, bracht uin de jaren zeventig de heupen van West-Afrika in beweging. De groep werd opgericht in 1970 en vernoemd naar de karakteristieke baobab-boom die overal in Senegal is te vinden. Verschillende invloedrijke muzikanten passeerden de rangen van de groep. In 1987 viel de groep uiteen, omdat het Senegalese publiek liever de mbalax hoorde. Vanuit het Westen groeide de belangstelling voor de groep en in 2001 kwam het orkest weer bijeen. Het album Pirates Choiche werd één van de best verkopen Afrikaanse albums van 2001.
Addis Abeba klinkt als een onwaarschijnlijke plaats voor een goed nachtleven maar gedurende de jaren zeventig was de bijnaam van de Ethiopische hoofdstad ‘Swinging Addis’. Muzikanten speelden in de nachtclubs een typisch Ethiopisch mengsel van jazz, soul en lokale volksmuziek. Mahmoud Ahmed (Addis 1941) was één van de sterren van zijn tijd en nam in korte tijd een groot aantal singles op. Het Amhaars, de taal waarin hij zingt, klinkt vreemd voor Westerse oren, terwijl de swingende muzikale ondersteuning vaak wél vertrouwd klinkt. De gewelddadige machtsovername van de communistische militairen maakte een ruw eind aan Ahmeds zangcarrière. Vanaf de jaren tachtig werd de zanger herontdekt en werd zijn muziek op Europese platenlabels opnieuw uitgebracht.
In de jaren tachtig groeide reggae uit tot een mondiaal fenomeen. De Jamaicanen hadden niet langer het monopolie op de muziek. Ook in Europa en Afrika stortten muzikanten zich op reggae. Alpha Blondy (Ivoorkust, 1953) kwam in 1973 voor het eerst contact met reggae toen hij in New York woonde. Nadat hij in Afrika terugkeert gaat hij opnemen onder het pseudoniem Alpha Blondy. Blondy’s muziek is sterk geënt op de rootsreggae van Bob Marley. In zijn teksten toont hij zich maatschappijkritisch (een van zijn bekendste nummers heet Apartheid Is Nazism). Aan de andere kant heeft Alpha Blondy belangstelling voor spiritualiteit, zoals blijkt uit songs als God Is One. Vanaf 2005 is Alpha Blondy namens de VN ook Ambassadeur voor de Vrede.
(bron: wikipedia)Baaba Maal (Podor, 12 november 1953) is een Senegalese zanger die meer dan 15 albums uit heeft gebracht.
Maal werd in Noord-Senegal geboren en behoort tot het volk Toucouleur, een subgroep van de Fulbe. Zijn ouders waren vissers en zijn moeder zong daarnaast ook graag voor haar plezier. Hierdoor raakte hij met a capella vertrouwd. In 1974 besloot hij in Dakar muziek te studeren. Hier ontving hij een studiebeurs voor de École nationale supérieure des beaux-arts en vertrok vervolgens voor... meer
Toen Angélique Kidjo (1960) als klein meisje in het West-Afrikaanse land Benin voor het eerst in haar leven de muziek van James Brown hoorde, droomde ze direct van een carrière als zangeres. Ze kon niet weten dat ze twintig jaar later in Parijs zou wonen en daar al snel bekend stond als de beste en bekendste zangeres van haar land. In 1991 tekende ze bij Island Records waarvoor ze een paar sterke albums opnam. Kidjo toont een ruime blik als zangeres en ze injecteert haar funky afrobeat met invloeden uit rock, gospel, latin, r&b en Caribische muziek. De in New York wonende zangeres is een ware kosmopoliet die in vier verschillende talen zingt. Daarnaast werkt de zangeres als ambassadeur voor UNICEF.
Ali Farka Touré wordt in 1939 geboren in Timbuktu, in het noorden van Mali. Rond zijn vijftigste wordt Touré’s muziek ontdekt in Europa. Zijn hypnotiserende spel op de gitaar herinnert westerse luisteraars aan de blues en Touré wordt daarom vaak omschreven als ‘de Afrikaanse John Lee Hooker’. Net als de deltablues is Touré’s muziek echte plattelandsmuziek. In interviews geeft Ali regelmatig toe zichzelf in de eerste plaats als boer te zien. Zijn collaboraties met Ry Cooder en Toumani Diabaté leveren klassieke albums en juichrecensies op. In 2006 overlijdt Touré. Zijn zoon Vieux Farka Touré zet het muzikale werk van zijn vader voort.