Bandleider met de bijnaam ‘koning van de mambo'. Prado (1916-1989) werd geboren in Cuba, maar maakte furore in Mexico als uitvinder van de mambo, een versneld ritme van de Cubaanse danzón. Prado's grootste hit was Mambo no.5 (uit 1949, en precies vijftig jaar later nogmaals een grote hit voor Lou Bega). Ook vormde hij veel Mexicaanse volksliedjes om tot mambo's. De jaren vijftig waren de gouden jaren voor Prado en zijn orkest waarin ook latere bekendheden als zanger Beny Moré en percussionisten Johnny Pacheco en Mongo Santamaria speelden. Na de overname van Fidel Castro in 1959 was Prado een persona non grata op Cuba. Hij overleed in Mexico, waar zijn zoon Perez Junior het werk van zijn vader voortzette.
Xavier Cugat (1900-1990) was vanaf de jaren 1920 één van de belangrijke ambassadeurs van latin-muziek. Hij wist die dansmuziek zo te polijsten, dat ze ook aantrekkelijk werd voor een blank publiek. Cugat, de zoon van Catalaans/Cubaanse migranten, woonde vanaf zijn vijftiende in New York waar hij viool leerde spelen. Hij toonde zich een muzikale omnivoor die net zo makkelijk cha-cha-cha, mambo, tango als easy listening speelde. Hij had gevoel voor drama en show. Zo trouwde hij maar liefst vijf keer en droeg hij soms tijdens optredens een chihuahua op zijn linkerarm.
Julio Ernesto "Fruko" Estrada is de bekendste salsa-artiest in Colombia. De jonge Fruko rolde per ongeluk de muziekwereld in. Zijn eerste baantje was in dienst van zijn oom, die een studio beheerde. De eerste successen boeket Fruko als bandlid van de cumbiagroep Corralores De Majagual. Met die groep reisde hij eind jaren zestig naar New York waar hij in aanraking kwam met salsa. Terug in Colombia zette hij een groep op naar het voorbeeld van The Fania All-Stars: Fruko & Sus Tesos (Fruko en zijn maten). Bekende zangers waar Fruko mee samenwerkte waren Joe Arroyo en Wilson Saoko.